Over ons

Benieuwd naar onze geschiedenis en onze doelen?

Lees verder

Stukje geschiedenis….

De vereniging van PJ rapporteurs is in 2006 opgericht uit onvrede over de geldende tarieven en het aantal declarabele uren voor PJ rapportages. Niet alleen bij de PJ rapporteurs was er onrust, ook het NIFP en het DJI realiseerden zich dat de tarieven niet marktconform waren. DJI, NIFP en de Stichting Pro Justitia gaven het onderzoeksbureau HHM eind 2006 de opdracht om onderzoek te doen naar uren en tarieven voor rapporteurs en vroeg aanbevelingen om de kwaliteit van rapportages te bevorderen.

 

Lees verder over onze geschiedenis

De werkzaamheden van de VVR met betrekking tot de tarieven hebben zich in eerste instantie beperkt tot deelname aan een begeleidingscommissie. Deze commissie had tot doel om te waken over de juiste gang van zaken bij het onderzoek van de HHM. Aan deze commissie namen vertegenwoordigers van de opdrachtgevers, de beroepsverenigingen (NVvP, NVO, NIP en de VVR) alsmede een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie en de raad voor de rechtspraak deel. De VVR heeft in deze commissie uitgebreid haar stem kunnen laten horen en deze is ook zwaar meegewogen bij de uiteindelijke totstandkoming van ‘het rapport HHM’. Het rapport deed aanbeveling voor aanpassing van de tarieven, de uren en deed een aantal suggesties om de kwaliteit van de rapportages te verbeteren.

Daarna werd het stil in Den Haag en kregen we de indruk dat het rapport ergens onder in een la was beland. Op brieven van de VVR aan de minister werd niet gereageerd. Uiteindelijk besloten we om per 1 mei 2008 het werk neer te leggen, tenminste, geen dubbelrapportages meer te doen. Dit leidde na een week of 6 tot ernstige stagnatie in de doorlooptijden en uiteindelijk bestond zelfs het risico dat mensen in preventieve hechtenis vrij zouden komen omdat er niet gerapporteerd werd.

Er startten onderhandelingen met het Ministerie van Justitie, die in eerste instantie moeizaam verliepen. Hierna is, naar mening van de VVR, een goed resultaat bereikt waarbij met name het tarief voor psychologen op een meer marktconform niveau is gekomen. Omdat de leden zich solidair hadden getoond aan de acties, werd deze stap bereikt.

Het werk van de VVR was echter nog niet ten einde. Een goed resultaat werd behaald, waarbij het zeker belangrijk was dat de vereniging een volwaardige gesprekspartner van het Ministerie was geworden als het gaat om het behartigen van de belangen van de rapporteurs. Vanaf eind 2008 werden de gesprekken met het Ministerie en het NIFP vervolgd.

Afgelopen jaren…

De VVR inventariseerde in 2017 de toegenomen eisen die sinds 2008 aan de Pro Justitia rapportages gesteld werden. De nieuwe eisen vloeiden onder andere voort uit de aangepaste wet- en regelgeving zoals de komst van het NRGD en aanpassingen in de Wet Deskundigen in Strafzaken, door de invoering van de Indicatiestelling Forensische Zorg/ Wet Forensische Zorg, de hogere eisen aan het inzage- en correctierecht door de Wet op de Geneeskundige behandelovereenkomst en de Wet beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, de invoering van het Adolescentenstrafrecht en de in 2015 ingevoerde veranderingen in de Jeugdzorg. Voorts stelde het NRGD sinds haar oprichting steeds meer eisen aan de PJ rapporteurs.

Lees verder over de afgelopen jaren

Het NIFP gebruikte hun ‘schrijfwijzer’ wat een leidraad moest zijn, maar aan nieuwe rapporteurs werd voorgelegd als een dwingend kader en door het NRGD werd overgenomen als richtlijn. Voorts werden eisen aan beroepsbeoefenaren verder uitgebreid door verschillende beroepsverenigingen. De toegenomen eisen leidden tot een steeds meer uitgebreide verslaglegging waarbij de VVR zich afvroeg hoe de opdrachtgever dit vond en of de bruikbaarheid van de rapportages niet werd aangetast. De VVR zag een toegenomen tijdsinvestering die niet meer in verhouding stond met de uren die per rapport betaald werden. Rapporteurs gingen ander werk zoeken omdat ze wilden werken in een omgeving waar ze als professioneel volwaardig werden aangezien omdat ze immers ook al in het BIG-register staan ingeschreven.

De NRGD-eisen vergden een toegenomen tijdsinvestering zoals bijvoorbeeld op het gebied van het benaderen van referenten, intervisie- en deskundigheidsbevordering, de verplichting tot het verzamelen van hetero-anamnestische informatie, de eis tot afname van een gestructureerde risicotaxatie en het verplicht worden om het interventieadvies volledig uit te schrijven. Ook voor de verlengingsadviezen terbeschikkingstelling namen de eisen (en hiermee ook de tijdsinvestering) toe. De VVR was van mening dat de doorgeschoten kwaliteitscontrole tevens leidde tot problemen in de doorlooptijden.

De VVR stelde in 2017 een stuk op om voor de ketenpartners en opdrachtgevers inzichtelijk te maken waarom een rapporteur meer tijd kwijt was aan de uitvoering van de opdracht. Echter op dit stuk werd niet gereageerd…

In de jaren die volgden spande de VVR zich bij voortduring in om het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het NIFP duidelijk te maken waarom rapporteurs steeds minder gemotiveerd waren dit werk te blijven doen en dat bij het uitblijven van zowel een financiële beloning naar tijdsinvestering als ook het continueren van een dubbele kwaliteitsbewaking maakten dat rapporteurs afhaakten. Leden gaven bij herhaling aan dat hun bekwaamheid dubbel gecheckt en gecontroleerd werd, waarbij het NIFP niet langer facilitair was maar zich controlerend opstelde. Het NIFP voorzag ieder rapport van feedback waardoor de rapporteur bij iedere zaak onderworpen werd aan een kwaliteitscontrole ondanks diens BIG- en NRGD registratie. Voorts tastte deze inmenging van soms persoonlijke opvattingen van juristen, psychologen en psychiaters van het NIFP de onafhankelijke rol van de rapporteur aan. Immers; deze heeft de verdachte gesproken, gezien en onderzocht en op basis hiervan in alle zorgvuldigheid en met de wetenschap van de geldende richtlijnen van het NRGD een rapport opgesteld.

Het NIFP, het NRGD en het Ministerie reageerden nauwelijks op deze noodkreet die de VVR namens haar leden bleef herhalen.

De verhouding tussen de VVR en het NIFP kwam onder druk te staan nadat het NIFP veranderingen doorvoerde, zonder de VVR te betrekken. Als voorbeeld: de VVR had zich samen met het NIFP ingespannen om een feedback kader op te stellen wat zowel het NIFP en de VVR ondersteunden. Echter dat werd eenzijdig aangepast door het NIFP zonder afstemming met de VVR waardoor de stem van de PJ rapporteur alsnog genegeerd werd. De VVR had eveneens tezamen met het NIFP een geschillencommissie in leven geroepen opdat een rapporteur steun kon krijgen. Ook daar bleek het NIFP eenzijdig de geschillenregeling gewijzigd te hebben. Gezien bovenstaande vroeg de VVR zich af in hoeverre het NIFP betrouwbaar en serieus de input en mening van de PJ rapporteurs zelf (althans allen die lid zijn) nam.

Gaandeweg de jaren nam het aantal actieve rapporteurs af waardoor zaken niet tijdig meer toebedeeld werden. De VVR vond dit verontrustend en noemde dat er relatief veel rapporteurs waren afgewezen door het NRGD en voorwaardelijk waren geregistreerd.

In oktober 2019 schreef de VVR een brandbrief aan het Openbaar Ministerie omdat het tekort aan rapporteurs het resultaat was van een jarenlang proces en dat dit leidde tot onwenselijke situaties. In de brief gaf de VVR aan dat de oorspronkelijke poule van 800 rapporteurs was ingekrompen omdat de eisen van het NRGD en het NIFP niet realistisch waren, de relatie met het NIFP onder druk stond omdat er geen sprake meer was van een dialoog en men geconfronteerd werd met steeds meer bureaucratie waarbinnen de professionele autonomie van de PJ rapporteur steeds verder werd aangetast. Wederom werd benadrukt dat de tarieven niet meer in verhouding stonden met de tijdsinvestering. De VVR gaf aan dat een aantal leden rechtstreeks bemiddeld wilde worden door het OM om niet langer geconfronteerd te worden met de wijze van communicatie en feedback van het NIFP. Feedback van rapportages kon immers ook op een andere manier georganiseerd worden.

Het OM gaf aan dat de VVR hierover in conclaaf moest met het NIFP.

De VVR zag dat de stemming bij veel rapporteurs dreigde om te slaan van interesse en passie naar een afweging van kosten en baten. De VVR voorspelde dan ook – en heeft dit afgelopen jaren ook steeds voorspeld – dat het tekort aan rapporteurs verder zal toenemen. De VVR betreurde het dat zij – als belangenvereniging van de rapporteurs – niet als serieuze gesprekspartner werd gezien.

De VVR opperde de mogelijkheid dat ofwel het NIFP het proces bewaakt en daarmee dit automatisch leidt tot NRGD registratie. Of dat het NRGD op uitkomsten blijft toetsen maar het NIFP het proces faciliteert (feedback op basis van vrijwilligheid, bescheidenheid in de richtlijnontwikkeling, feedback en trajecten alleen indien gewenst door de rapporteur). Een aantal leden gaf aan dat zij door het NIFP vanuit achterdocht bejegend werden in plaats van als hoogopgeleide autonome professionals. Voorts gaven leden aan dat zij het vak prachtig vonden maar dat het inmiddels niet meer verstandig was te blijven rapporteren als ook ander interessant en boeiend werk voorhanden is waarbij de professionele autonomie  geen geweld wordt aangedaan.

Recente ontwikkelingen…

Ondanks dat bij het NRGD voor strafrecht volwassenen 161 psychiaters en 189 psychologen en voor het strafrecht jeugd 36 psychiaters en 109 psychologen geregistreerd staan (d.d. 19 januari 2021), blijkt de groep werkzame rapporteurs klein. Van deze groep van 576 rapporteurs staan er ook een aantal rapporteurs dubbel geregistreerd (rapporteurs die zowel voor volwassenen als jeugd rapporteren). Een grote groep rapporteurs rapporteert maar 4 of 5 rapporten per jaar. Echter een kleine groep rapporteert veel. Ongeveer 70% van de rapportages wordt door 30% van de rapporteurs gedaan. Tevens blijkt van deze 30% de leeftijd van de rapporteur tegen de 65 jaar te lopen

Lees verder over de recente ontwikkelingen

Door de toegenomen eisen, de enorme tijdsinvestering, de dubbele kwaliteitsbewaking van ons werk door het NIFP én het NRGD, de bureaucratisering van ons werk, de aantasting van de onze onafhankelijkheid als rapporteur door vergaande bemoeienis door het NIFP en het overschot aan (vaak beter betaald) werk voor psychiaters en GZ-psychologen in de reguliere GGZ, is de poule aan actieve rapporteurs afgelopen jaren enorm teruggelopen. Men tracht oplossingen te zoeken om minder rapporten aan te vragen (kritische beoordeling bij de voordeur in hoeverre een PJ rapport daadwerkelijk bijdraagt aan het strafproces) en een instrument te ontwikkelen waarbij de tijdsinvestering afneemt (pilot PRIO).

Als in februari 2020 de rechtbank in Den Haag iemand die verdacht werd van mishandeling en bedreiging in vrijheid gesteld, omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de toerekeningsvatbaarheid en de behandelmogelijkheden van de verdachte, komt er beweging in het steeds langer bestaande probleem. In februari 2020 vraagt de minister voor rechtsbescherming aan het NIFP om in overleg met de ketenpartners een plan op te stellen om het tekort aan rapporteurs terug te dringen want dit leidt tot het vastlopen van het tijdig beschikbaar zijn van een kwalitatief voldoende PJ adviesrapportage voor de rechtsgang. Het NIFP stelt een plan op (Pro Justitia advies in balans) waarover in mei 2020 met de ketenpartners wordt gesproken. Van daaruit worden er een aantal concrete maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen zijn bij het schrijven van deze tekst deels nog niet officieel doorgevoerd en/ of hebben niet geleid tot een toeloop van nieuwe rapporteurs en/ of zijn op de lange baan geschoven, mede door de coronaperikelen in 2020 -begin 2021.

Op 15 maart 2020 schrijft de VVR en brief aan de Minister voor Rechtsbescherming (Sander Dekker) over het capaciteitsgebrek van rapporteurs Pro Justitia. De VVR heeft een aantal concreet realiseerbare suggesties gedaan om hiermee het tekort aan rapporteurs terug te dringen. De belangrijkste oorzaken voor de terugloop werden beschreven; tekortschietende vergoedingen, verslechtering arbeidsomstandigheden (dubbele kwaliteitstoetsing), beperkte instroom nieuwe rapporteurs door hoge opleidingskosten en aspirant tarieven onder supervisie.   

Op 13 juli reageert de Minister waarbij hij aangeeft het werk aantrekkelijker te maken voor rapporteurs door het aantal te vergoeden uren op te hogen (wat mogelijk blijkt omdat er financiële ruimte is ontstaan als gevolg van een lager aantal Pro Justitia rapportages). De Minister geeft aan dat de benodigde aanpassing van het Besluit tarieven in strafzaken (Btis) inmiddels in gang is gezet. Dat de VVR pleit voor wat betreft de kwaliteitsbewaking te sturen op uitkomst (NRGD (her-)registratie als blijkt dat men aan de kwaliteitseisen voldoet) of op het proces (kwaliteitstoetsing door feedback van het NIFP) wordt door de Minister niet ondersteund.

Het NIFP informeert daarop alle rapporteurs dat gezien de noodzaak om op korte termijn de capaciteitsproblemen te verhelpen, wordt voorgesteld om dit besluit (aanpassing Btis) met terugwerkende kracht per 1 juli 2020 in werking te laten treden. Dit is goed nieuws voor de leden. Men maakt immers structureel meer uren dan dat men vergoed krijgt  – regelmatig 50% meer uren dan uitbetaald – en mogelijk dat men hierdoor meer gemotiveerd blijft om dit werk te blijven uitoefenen. De tariefsverhoging is inmiddels doorgevoerd.

Het NRGD besluit eind 2020 voor de groep oudere rapporteurs, die vaak nog wel na hun pensionering willen blijven rapporteren, een zogenaamde coulance regeling te treffen voor herregistratie (zolang men wel BIG of SKJ geregistreerd is). Ook besluit de NRGD in 2020 de eis voor bijscholing en intervisie te laten vervallen omdat rapporteurs uiteraard zelf de noodzaak zien van intervisie met vakbroeders en bijscholing op forensisch gebied, maar het zeer veel tijd kost om dit allemaal schriftelijk te kunnen aantonen voor de herregistratie. Het NRGD lijkt steeds meer te beseffen dat – ondanks dat kwaliteitseisen noodzakelijk zijn – het plafond aan eisen inmiddels bereikt is waarbij rapporteurs nog gemotiveerd blijven om dit werk te doen.

Wat wensen wij?

Om de belangen van de rapporteurs nu en in de toekomst goed te kunnen behartigen is het belangrijk dat de organisatiegraad zo hoog mogelijk is: met andere woorden, wie nog geen lid is voor de vereniging wordt gevraagd zich alsnog aan te melden!

Meld je aan